<p>De 13e etappe van de Tour de France is met slechts 100 kilometer tussen Saint-Girons en Foix opvallend kort. Maar makkelijk? Nee, dat wordt het met drie steile cols niet. Vanaf de laatste berg, de Mur de Péguère gaat in het volle vaart naar beneden naar de finish. </p> <p>Het dorpje Saint-Girons ligt op de noordelijke flanken van de Pyreneeën. Vanaf daar heeft de organisatie het gepresteerd om een route van precies 100 kilometer uit te zetten: daar zal heel wat rekenwerk aan vooraf zijn gegaan. Het voordeel van zo’n ongewoon korte etappe is dat renners meer durven aanvallen. Het belooft voor het peloton een korte maar spannende dag te worden met vooral veel Fransen in de aanval: het is namelijk de Franse nationale feestdag.</p> <p>De eerste klim van de dag is de Col de Latrape: 5,6 kilometer klimmen met een gemiddeld stijgingspercentage van 7,2%. De zwaarste strook komen de renners halverwege de klim tegen, als ze een kilometer lang vechten tegen een stijgingspercentage van 10,6%. In 2011 zat deze col ook in het parcours van de Tour, toen wist Sandy Casar als eerste boven te komen.</p> <p>De top van de volgende klim, Col d’Agnes, ligt circa 15 kilometer na die van de Col de Latrape. De Col d’Agnes is met 10,2 kilometer à 8,1% lastiger dan zijn voorganger. De klim begint heel steil, met percentages boven de 10%. Pas na 8 kilometer klimmen krijgen de renners even rust met een kilometer van ‘slechts’ 4,9%. Maar daarna volgt gelijk weer een steile strook, die pas vlak voor de top wat afvlakt. Ook de Col d’Agnes zat in 2011 al in het parcours, maar hier was het Sylvain Chavanel die de meeste bergpunten pakte.</p>