Eatappe 16 van de Giro d'Italia voert over het illustere duo Passo Gavia en Passo del Mortirolo en finisht in Ponte di Legno. Een koninginnenrit dwars door de Alpen met een 5700 hoogtemeters over 226 km. Een dag om voor de buis te zitten.
Na de tweede rustdag in Bergamo vertrekt de roze karavaan uit Lovere. Het eerste deel van de rit biedt wat inleidend klimwerk om de benen los te schudden op de Passo della Presolana en de Croce di Salven, maar eigenlijk begint de rit pas echt in de tweede helft bij het aansnijden van de Passo Gavia. De top van de klim ligt op 2.618 meter en als het weer tegenzit kan het er gruwelijk koud zijn.
De Passo Gavia is 16,5 kilometer lang en relatief gelijkmatig. In de eerste 4,5 kilometer loopt de weg op met zo’n 5%, maar na Sant’Apollonia duiken de haarspeldbochten op en komt het stijgingspercentage niet meer onder de 8%. Na 6,5 kilometer verschijnt de steilste strook van 16%.
Een lange afdaling leidt via Bormio (startpunt van de Stelvio) naar Mazzo. De renners bedwingen de Passo di Mortirolo vanaf de zwaarste kant. Vanuit Mazzo klauteren ze naar de top op 1.854 meter en dat betekent 12.8 kilometer buffelen tegen een gemiddeld stijgingspercentage van 10,1%. Het zwaartepunt ligt tussen kilometer 3,5 en kilometer 9,7, waar de weg oploopt met een stijgingspercentage van 12%. In deze sectie zit ook de steilste strook van 18%.
Een technische afdaling en 16 kilometer vlasplat moeten zorgen voor een zwaar en spectaculair einde van de etappe.